Artikelen

Markante eiken gezocht!

Markante eiken

Met zoveel eiken in de omgeving is het wel even zoeken naar markante exemplaren. Eiken zijn door de droge en zandige ondergrond wel de meest voorkomende bomen in de omgeving van Bakkeveen. Erg bijzondere eiken qua voorkomen (habitus) heb ik naar mijn smaak (nog) niet gevonden en daarom vertel ik hier in zijn algemeenheid het een en ander over eiken. Dat eiken waardevolle bomen zijn wat betreft de (hout)kachel en als timmerhout, dat weet iedere Wâldpyk, maar er is veel meer over eiken te vertellen.  Welke eiken komen hier van nature voor en wat zijn hun kenmerken?

Wij onderscheiden 2 inheemse soorten, namelijk de Zomer- en de Wintereik. Tussen beide soorten zit door het aantal kruisingen niet veel verschil en daarom geef ik een ezelsbruggetje om het grove onderscheid aan te geven.

De zomereik of Quercus robur komt hier verreweg het meeste voor. De bladvoet van de Quercus r. heeft, zoals ook de meeste mensen, een oorlelletje. Bij de minder vaak voorkomende Wintereik of Quercus petreae ontbreekt het lelletje en loopt de bladvoet schuin door, richting tak. Het ontbrekende oorlelletje is iets wat bij ons mensen ook minder vaak voor komt. (Hopelijk trap ik met dit ezelsbruggetje niemand op de tenen........)

 

Zomereik


Prachtige vrijstaande met meerdere stammen opgegroeide zomereik in Siegerswoude.(Foto: Douwe Klijnstra)

De zomereik houdt van voldoende licht, overgroeit vorst en vraatschade door een 2e lichting bladeren, die in het begin van de zomer met het St. Janslot gevormd wordt. Door de eigenschap van deze St.Janslotvorming kunnen zomereiken ook heel goed als hakhout gebruikt worden. Dit was een teeltwijze waarmee om de 6 á 7 jaar jonge uitlopers als brandhout vroeger geoogst werden, maar die tegenwoordig, door het gebruik van andersoortige brandstoffen, niet meer toegepast hoeft te worden. Vanuit ecologische oogpunt geredeneerd is dat jammer, daarover verderop meer.

Qua groeisnelheid legt een zomereik het normaliter af tegen een beuk, behalve op de armste en vochtigste bodems. Zomereiken komen in heel Europa voor met uitzondering van de meest noordelijke en de meest zuidelijke streken.

Het hout is zoals eerder aangegeven voor gebruik als timmerhout uiterst waardevol maar groeit langzaam. Vandaar dat het als productiehout vaak door o.a. naaldhoutsoorten is vervangen (een ontwikkeling die al in 1834 door de Leeuwarder Courant opgemerkt werd). In de grietenij Opsterland viel dat toentertijd nog wel mee. Men schreef toen opvallend lovend over de landschappelijk waardevolle Opsterlandse dreven waar de eik nog volop aanwezig was.

Eiken werden vroeger aangeplant met de bedoeling dat ze over ca 80 jaar gebruikt zouden worden voor woningrenovatie of de bouw van een nieuwe woning.

Opvallend is, dat men in die tijd al snelgroeiende bomen plantte om daarmee tegemoet te komen aan: “....een toenemende zucht tot spoedig genot”. Als voorbeeld werd de aanplant van de “Canadaschen populier” (Canadese populier) genoemd.

 

Wintereik

De bladeren en de katjes van de wintereik verschijnen doorgaans wat later aan de boom dan bij de zomereik (begin mei) en de kroon is vrij smal en dicht. De eikels zijn iets korter dan die van de zomereik en hebben in verse toestand geen lengtestrepen zoals bij de zomereik.

De bladeren zijn glanzend en donkergroen van kleur. In Nederland vind je de wintereik meer op de Veluwe en in het zuidoostelijke deel van zuid Limburg. Beide eikensoorten kunnen onderling kruisen. De wintereik verjongt zichzelf maar moeilijk, dit wordt vooral veroorzaakt doordat de boom pas vanaf zestigjarige leeftijd eikels produceert.

 

Het gebruik van eiken


Van oudsher werd het loof van het St.Janslot en de eikels als vee en varkensvoer(eikels) gebruikt. Ook in onze omgeving werden om die reden vroeger eikels verzameld. Tegenwoordig gebeurt dat alleen nog vanwege het zaaien van jonge eiken voor gebruik als bosplantsoen. Onder ander vanwege het gebruik van het loof voor veevoer ontstond de hakhoutcultuur en werd het bestaansrecht van de eik in vroeger dagen daarmee bevoordeeld. Later werd het hakhout meer als brandhout voor in de bakkerijen gebruikt.

De bast van eiken bevat looizuur (tannine) dat bij leerlooierijen gebruikt werd. De zogenaamde “eekschillers” haalden de bast van de (gekapte) jonge eiken waarna ze later voor verbruik in de looierij vermalen werden.

Hout dat in de scheepsbouw gebruikt werd, selecteerde men op stam. Bovenstaande tekening geeft aan welke delen van de boom daarvoor gebruikt konden worden.

 

Bijzondere eiken


De dikste eik van Nederland staat bij huize Verwolde in de omgeving van Lochem. De stamomvang is ongeveer 7,63 mtr. De leeftijd wordt geschat op 450 tot 500 jaar. In 1767 is het voor die tijd hoge bedrag van fl. 275,- geboden om er 2 molenassen uit te zagen. Blijkbaar was dat destijds voor de eigenaar niet genoeg.

Tegenwoordig verkeert de boom in slechte staat. Eén van de oorzaken zou de Eikenprachtkever zijn. Huize Verwolde is met een bomenroute en een bijzonder fraai en te bezichtigen interieur zondermeer een bezoekje waard.

Een wel heel krom gegroeide eik staat in het weiland op de hoek van de Mandewijk en de Kreilen in het buitengebied van Bakkeveen.

 

Ecologische bijzonderheden van eiken


Gezaaide eiken die voor hun bestaan diep onder het maaiveld op zoek moeten naar hang- en grondwater, vormen een penwortel. Een penwortel die zo stevig is dat een eik in stormachtige omstandigheden eerder bovengronds zal afknappen in plaats van omwaaien. Verplante eiken missen de penwortel (die is immers doorgestoken), waardoor de kans op omwaaien groter wordt. De grove en ruwe bast van een eik zorgt er voor dat de boom een brand langer dan menig boomsoort kan weerstaan. Zonder snoei lijkt ook de eik meer op een struik dan op een boom. Door de onderste takken te laten zitten wordt de diktegroei van de stam bevorderd. Door bomen op te snoeien wordt de lengtegroei gestimuleerd.

Er zijn ontzettend veel schimmels, planten, korstmossen, insecten etc. die op enigerlei wijze verbonden zijn met eiken. Het gevolg is dat er rond eiken een rijk vogelleven te vinden is.

Wij kennen allemaal in het voorjaar wel de gevolgen van de aantasting door de rupsen van de groene eikenbladroller die volwassen bomen geheel kaal kunnen vreten. De bomen overleven het wel -mede door het St.Janslot- , maar worden in de groei geremd.

De witte schimmel die vooral tijdens vochtige weerstomstandigheden op de bladeren te zien is wordt meeldauw genoemd. Ook bij rozen zie je dat vaak. Ook hierdoor wordt de groei geremd.

Een wel heel bijzonder en beschermd insect dat zijn nestgelegenheid in oude eikenstoven van hakhout heeft (poppewieg) is het Vliegend Hert. Met zijn tot geweien uitgegroeide kaken kan het mannetje wel 5 cm lang worden. Deze indrukwekkende kever komt in ons land alleen nog in Limburg voor. Het verdwijnen van de hakhoutcultuur heeft het verdwijnen van de kever mede in de hand gewerkt.

Het verschijnsel van meerdere soorten galappels op eikenbladeren zal bij de meesten van u bekend zijn, maar welk een ingewikkeld proces daaraan vooraf gaat hoogstwaarschijnlijk niet. De Nederlandse 5 delige ecologische Flora, “Wilde planten en hun relaties”, legt dat voor de geïnteresseerden op voortreffelijke wijze uit.

De felrode Biefstukzwam is op eiken te vinden als stamparasiet die een door meubelmakers gewaardeerde roodverkleuring van het stamhout veroorzaakt.

 

Eikenprocessierups

De klimaatsverandering is er de oorzaak van dat de Eikenprocessierups steeds noordelijker in ons land voorkomt. Sinds de afgelopen jaren is deze rups ook in onze omgeving gesignaleerd. De brandharen van deze rups kunnen bij mensen jaarlijks gedurende mei tot en met juli veel overlast veroorzaken. In het zuiden van het land weten ze daar inmiddels alles van. Het beestje heeft natuurlijke vijanden maar is in overtal. Overheden proberen op openbaar terrein van alles om ze te bestrijden: branden, wegzuigen of infecteren met een bacterie.

Campingeigenaren zijn gewaarschuwd; trek de komende jaren maar wat geld uit voor de bestrijding! Alle eiken op de camping omzagen is voor de uitstraling van de camping ook geen goede zaak.

 
Douwe Klijnstra / maart 2012

« terug naar overzicht artikelen