In een van de nestkasten rond het dorp Bakkeveen is een camera geplaatst, waardoor in de lente van 2016 een broedgeval vanuit de huiskamer nauwkeurig kan worden gevolgd.
De nestkast is vanaf 20 februari in gebruik genomen door een bosuilenpaar; die dag verscheen er een ei, en aan het einde van de dag waren er twee eieren. De 26e bleken er ineens drie eieren te zijn, de 27e waren er vier, de 29e vijf (!) eieren.
De bosuil in de nestkast zit daar maar roerloos te zijn; af en toe verschuift en wiebelt ze wat, soms buigt ze de kop ver achterwaarts om eens flink te poetsen tussen de vleugels.
In de avondschemering wordt de uil levendiger, kijkt met kraalogen rond en draait de kop alle kanten op. Soms verlaat ze het nest voor korte tijd. We misten haar op een avond gedurende 11 minuten! De partner kwam aanvankelijk wel eens mee in het nest.
De 20e maart, een maand later, kwam het eerste ei uit, de dagen erna de andere; vreemd genoeg ontbrak er ineens een ei. Ei niet goed, ei opgegeten?
Ook als de oude uil vertrokken is zien we de uiltjes niet duidelijk. De jongen zijn nauwelijks van elkaar te onderscheiden in het zwart-witte beeld, het is één kluwen veertjes en soms zie je een snaveltje, een oogje. Als ma weg is zitten ze dicht tegen elkaar geschurkt wat te wiebelen.
Ma (of wisselen pa en ma elkaar af? We kunnen dat niet onderscheiden via deze eenvoudige zwart-wit beelden) verlaat het nest geleidelijk aan steeds langer; op 2 april is ze 27 minuten weg!!!! In die tijd zien we dat de drie grotere jongen de vierde, aanmerkelijk kleiner, achterover werpen waarna het eerst wat spartelt en daarna steeds stiller wordt. De drie andere uiltjes schurken warm tegen elkaar en deze vierde ligt er eenzaam koud te worden. Het is de vraag of deze het zal halen. Als ma eindelijk terugkeert schuilen ze wel allemaal onder haar buik en vleugels, en we zien dat ma voedsel uitdeelt aan de jongen onder haar. Of ze het zwakste en kleinste ook wat geeft? Geen idee.
Op 5 april is ma gedurende een vol uur weg. De jongen zitten als één pluizige wollen bol tegen elkaar aan en lijken als uit één lijf te bewegen.
Op 7 april gaat ma even weg in de schemering, keert al heel snel terug. De jongen zijn heel wild en bewegen geweldig; eindelijk zie je heel duidelijk omschreven drie lijfjes, vleugeltjes, koppies. Van de vierde geen spoor meer. Opgegeten?
Ma vertrekt opnieuw en blijft langer weg; nu heeft ze een prooi. Langdurig wordt eraan gescheurd en worden de jongen gevoerd; kleine repen voedsel gaan direct de snaveltjes in van de begerige jongen. De jongen worden door ma steeds goed onder haar vleugels gedirigeerd, maar nu zijn toch snavels en vleugeltjes geregeld te zien als ze eruit piepen tijdens het voeren. Het voeren duurt lang, bijna een uur!
8 april: een van de jongen krijgt het voor elkaar een hele muis te verorberen!
Er wordt ook een rat aangeleverd, die in de loop van de dag in delen wordt opgegeten. Aanvankelijk dachten we dat het weer een dood jong was, maar…. uilenjongen hebben geen lange staart…. Nee, we zagen een halve rat. Brrrr.
9 april, rond zeven uur, het is nog volop licht: ma gaat naar het gat van de kast maar keert meteen terug zonder weggeweest te zijn; met prooi! Dus de partner moet wel iets gebracht hebben. En dat bij vol daglicht! Ma en jongen zitten een tijdlang met rukken te eten van wat het ook was. Niet te zien.
Later in de avond is ma zeer lang weg.
10 april. De jongen worden steeds beweeglijker. Overdag is er ook geregeld activiteit, gewiebel, snaveltjes en vleugeltjes die tussen mama’s vleugels en staartveren door piepen. Een jong kruipt op een gegeven moment bovenop haar!
Vroeg in de avond, het is nog volop licht, verlaat ma het nest voor korte tijd. De jongen worden heel wild. Als ze terugkomt heeft ze geen prooi bij zich. De jongen blijven onrustig, eentje zit haar gewoon te pikken! Ma, honger!!!!
Later die avond (we kijken niet continu) is ma lange tijd weg en dan ineens zien we hoe de jongen gedrieën een vogeltje verorberen. Zou een mus kunnen zijn. De natuur is wreed.
14 april. De hele avond is ma de hort op. Erstige kinderverwaarlozing! Tegen half elf wordt er een prooi naar binnen geworpen en ma is meteen weer weg. De jongen storten zich er meteen op en het is nauwelijks te zien wat het is. Lijkt toch weer een vogeltje. In enkele seconden van heftig scheuren, rukken en happen is het op en zitten ze weer tegen elkaar aan te wiebelen. Vaak met de koppen omhooggericht, echte uilengezichtjes hebben ze al. Ze wandelen af en toe wat rond in de kast. Ik moet denken aan het beeld van Plato, de grottenmens die denkt dat de wereld bestaat uit passerende schaduwbeelden. Deze uiltjes kennen alleen hun kast met het ronde gat waardoor ma verdwijnt en terugkeert. Daar moet de hemel zijn voor hen; daar komen de muizen en lekkere vogeltjes vandaan.
Ze zijn nu enorm verschillend van maat: de grootste is tweemaal zo groot als de kleinste. De grootste verkleurt ook al wat en heeft geen witte dons meer maar wordt donkerder.
15 april. Tegen achten verzamelt zich een klein gezelschap onder het nest. De jongen zullen geringd worden! Oene Roelsma is de dappere en lenige die de zwiepende lange ladder op klimt. In huis wordt via de camera toegekeken en daar ziet men dat de drie jongen in een hoekje zitten, tegen elkaar gedrukt, en star omhoog kijken naar het gat van de uilenkast. Buiten zien we de oude uil op het laatste moment wegvliegen; in het bos heerst grote paniek onder de zangvogels, alom klinken de alarmroepen, en allemaal zitten ze achter de uil aan.
Een voor een haalt Oene de jongen eruit, ieder jong wordt apart beneden gebracht en daar sta ik dan ineens met een jong bosuiltje in mijn hand! Hij poept al snel een beste straal op mijn mouw, de stank is niet te negeren. Hij (zij?) zit stil en kijkt met ronde kraaloogjes naar wat er gaande is. Sluit de oogjes ook vaak. Donzig wezentje, zacht, het hartje klopt voelbaar in het warme lijfje in mijn hand. De lange, scherpe klauwtjes grijpen gelukkig om mijn vingers heen (en niet erin!). De snavel haakt hij in mijn andere mouw, die krijg ik niet zelf los. De beide andere jongen zitten ook in de hand, bij andere aanwezigen.
De Jong uit Ureterp is de deskundige die in de weer gaat met zijn koffer, waar de ringen in zitten, tangetjes, meetapparatuur en een notitieschrift. De jongen worden geringd en hij controleert goed dat het ringetje los om de poot zit.
Dan wordt het jong aan het ringetje opgehangen om te wegen. Even fladdert het beestje met zijn onvolgroeide vleugeltjes, dan hangt het heel stil en schijnbaar tevreden aan het weegschaaltje.
De Jong noteert en werkt rustig door: het jong wordt opengeplooid en de uitgevouwen vleugel wordt opgemeten, evenals de snavel. Dan komt de volgende aan de beurt. We zien de vleugelpennen, vol doorbloed, de uitgevouwen vleugel is wonderschoon!
Er wordt natuurlijk druk gefotografeerd. Tenslotte beklimt Oene weer driemaal de ladder om de jongen om de beurt weer terug te plaatsen in het nest. Wat moet dat een angstige ervaring zijn geweest voor die kleine beestjes!
Die avond zien we de oude uil niet terugkeren in het nest. Ongerust gaan we de nacht in. De volgende ochtend zien we gelukkig weer het vertrouwde beeld: volwassen uil zit in de nestkast en de jongen zitten onder zijn vleugels en piepen er af en toe onderuit. Ze lijken niet getraumatiseerd.
18 april. De jongen zijn nu alle drie flink aan het verkleuren, het witte dons wordt donkerder. Ze kunnen in een ommezien een muis op met zijn drieën. De oude is vaak lang weg (een uur is nu heel gewoon), warmhouden van het kroost is kennelijk niet meer zo nodig. Voedsel aanslepen echter des te meer. Alles wat binnenkomt is onmiddellijk weg. Het zal niet lang meer duren of ze verlaten het nest om als takkeling ergens in de bomen te gaan zitten. We hopen dat dat goed afloopt, dat is de kwetsbaarste periode. Ze kunnen vooreerst nog niet vliegen, alleen over takken lopen! Als er dan maar geen marter voorbij komt….
20 april. Het is een avond met heldere wolkenloze hemel en volle maan. Echt donker is het dus niet. Voor mijn raam op één hoog bevindt zich een berkenboom, de takken tekenen zich mooi scherp af tegen de donkere hemel. En wat zie ik daar in die berk? Daar zit overduidelijk een bosuil, doodstil, scherp afgetekend silhouet. Mooi!
Is dat een van het senior uilenpaar van ‘onze’ nestkast?
De jongen zitten er nog altijd in en worden steeds actiever. Ze spreiden vaker de vleugels en dan lijkt het bijna of senior binnenkomt, zo'n groot bereik hebben de gespreide vleugels al. Er zit steeds meer tekening in de veren. Elke ochtend kijken we of ze er nog zijn.
22 april. Ze zijn er nog steeds. Komt de oude met een prooi, hap slik weg, dat gaat erg snel. Het typische uilen-’gezicht’ van de jongen is heel duidelijk nu.
23 april. Midden op de dag zit een van de jongen in het gat van de nestkast naar buiten te kijken. Gaat hij (zij?) eruit? Nee, het jong komt na een tijdje weer helemaal naar binnen en nestelt zich weer tegen de andere twee aan.
24 april. Weer: een jong zit langdurig in het gat van de kast naar buiten te kijken. De andere twee belagen hem bij tijd en wijle van onderen; willen zij ook? De spanning stijgt.
27 april. Het grootste jong zit langdurig voor het gat, krijgt ook zetjes van de andere twee, van onderen! Zij willen ook misschien? De volgende dag blijkt hij (zij?) vertrokken.
28 april. We luisteren ’s avonds buiten of we gepiep horen in de buurt, maar nee. Zou het jong dat al buitenboord is gegaan, nog leven? De nachten zijn nog heel koud, er is lichte nachtvorst. Zou het jong te eten krijgen van de oude uil? Allemaal vragen zonder antwoord. De twee achterblijvers krijgen in elk geval nog prooien aangeboden, die rap verslonden worden.
30 april. Nog steeds: twee jonge uilen in de kast die geregeld een muis of een vogeltje krijgen. Vaak zit er een in het gat naar buiten te kijken. Het zal niet lang meer duren. De komende dagen wordt het wat warmer, dat is misschien gunstig voor een jonge uil die de wijde wereld van de dichtstbijzijnde boomkruinen gaat verkennen.
1 mei. Het tweede jong heeft het nest verlaten. In de avond was het een gedrang bij het vlieggat, de ene zat echt in het gat, de andere drong de kop erbij en een tijdje hebben ze zo tegelijk naar buiten zitten kijken, met veel onrust, geduw, vleugelslagen. ’s Ochtends was er nog maar een jong over, en dat wisten we al: in de nacht was het klagende piepen van een uilenjong goed hoorbaar.
3 mei. Ik liep even buiten in de avondschemering en hoorde een uilenjong piepen. Na thuiskomst hoorde ik dat het laatste jong de nestkast had verlaten; misschien had ik dat jong gehoord.
Het logboek moet nu noodgedwongen worden gesloten. We zullen nooit weten of de jongen deze volgende gevaarlijke periode als takkeling overleven. Ze moeten zich nog een tijdje redden door van tak op tak te bewegen. Vliegen kunnen ze nog niet meteen. Vielen ze op de grond, werden ze daar door een kat gegrepen? Was er misschien een sperwer, havik of andere roofvogel die er een heeft gesnapt? Hebben ze voldoende te eten gekregen van de ouders? Het blijven open vragen.
Hopelijk worden ze mooie, volwassen uilen!
Het was in elk geval boeiend om dit proces tot nu toe en van zo nabij te kunnen volgen.